top of page
Foto van schrijverEva Verween

Kinderen hebben recht op waarheidsbevinding door professionals

In situaties van hoogconflictscheidingen, waar tegelijk vragen zijn m.b.t. de veiligheid van het kind, is het cruciaal dat professionals de waarheid boven tafel krijgen. Helaas blijkt in de praktijk dat velen zeer terughoudend zijn om aan waarheidsbevinding te doen.



In situaties van hoogconflictscheidingen worden hulpverleners vaak geconfronteerd met complexe dynamieken en tegenstrijdige verhalen.

Helaas weigeren veel hulpverleners in deze contexten aan waarheidsbevinding te doen, wat kan leiden tot ernstige gevolgen voor de veiligheid en het welzijn van kinderen.



Terughoudendheid van professionals


Professionals staan voor een moeilijke afweging in deze zaken.

Enerzijds is het cruciaal om meldingen van kindermisbruik en -mishandeling uiterst serieus te nemen en het kind te beschermen.

Anderzijds kan een valse melding juist schadelijk zijn voor het kind als daardoor onnodig een ouder uit beeld raakt.


Waarheidsbevinding is dus essentieel.


Helaas blijkt in de realiteit waarheidsbevinding niet altijd prioriteit te krijgen.


Onderzoek van Smit et al. (2015) onder Nederlandse professionals in de jeugdbescherming toonde aan dat slechts 35% het actief achterhalen van de waarheid als de beste aanpak zag.


Er zijn verschillende redenen waarom hulpverleners weigerachtig staan tegenover aan waarheidsbevinding doen:


  • Ze willen een neutrale positie behouden en niet als rechter optreden in het conflict tussen de ouders.

  • Ze willen de therapeutische relatie met beide ouders behouden.

  • Ze vinden het niet hun taak om uitspraken te doen over de feitelijke situatie.

  • Ze willen de relatie met beide ouders goed houden om hulp te kunnen blijven bieden (Maar is de hulp dan wel passend? Hoe kan een arts medicatie voorschrijven zonder de patiënt grondig te onderzoeken?)

  • Ze zijn onzeker over hoe betrouwbaar aan waarheidsbevinding te doen in de complexe 'welles-nietes' situatie.

  • Ze onderschatten de prevalentie en ernst van kindermisbruik en overschatten het aantal valse aangiftes.


"Waarheidsbevinding is geen optie, maar een noodzaak in hoogconflictscheidingen waar de veiligheid van kinderen op het spel staat." Dr. Janet R. Johnston (San JoséeState University, Department of Justice Studies)

Hoewel deze redenen begrijpelijk zijn, vanuit het perspectief van de hulpverlener, wegen ze niet op tegen het hogere belang van de veiligheid van het kind.

Juist omdat de situatie zo complex en beladen is, is het van groot belang dat hulpverleners alles op alles zetten om duidelijkheid te krijgen over de feitelijke situatie en veiligheidsrisico's voor het kind.


Meer aandacht voor waarheidsbevinding is zeker noodzakelijk, om te voorkomen dat kinderen in een onveilige thuissituatie onbeschermd blijven of nodeloos normaal contact met een ouder verliezen.


Tegelijkertijd moet de drempel voor het melden van zorgen over kindermisbruik en -mishandeling laag blijven, ook in moeilijke contexten.


Valse meldingen zijn schadelijk, maar het niet melden van daadwerkelijk misbruik is nog schadelijker.



Valse beschuldigingen van kindermishandeling en -misbruik


Een veelgehoord argument tegen waarheidsbevinding is de vrees voor valse beschuldigingen van misbruik in scheidingssituaties.

Hoewel dit zeker voorkomt, blijkt uit onderzoek dat het percentage valse meldingen laag is:


  • Volgens een meta-analyse van Trocmé en Bala (2005) is slechts 4-12% van de beschuldigingen van kindermishandeling bewust vals in scheidingszaken.

  • Een studie van Bala et al. (2007) vond dat amper 1,3% van de beschuldigingen van seksueel misbruik opzettelijk vals was in een steekproef van betwiste voogdijzaken.


  • Tegelijkertijd wordt kindermisbruik in scheidingen vaak ondergerapporteerd.

  • Valse ontkenning van misbruik door plegers komt vaker voor dan valse beschuldigingen!

Hoewel valse meldingen ernstig zijn en zorgvuldig moeten worden onderzocht, rechtvaardigt de mogelijkheid ervan niet om waarheidsbevinding geheel achterwege te laten.


De meerderheid van de meldingen is immers terecht.


Bovendien is grondig onderzoek juist nodig om valse meldingen te ontkrachten.



Het cruciale belang van waarheidsbevinding


Ondanks de uitdagingen is waarheidsbevinding van het grootste belang, vooral wanneer er zorgen zijn over de veiligheid van kinderen:


  • Bescherming: als er inderdaad sprake is van misbruik of mishandeling, dan moet het kind daartegen beschermd worden. Zonder grondig onderzoek naar de waarheid, wordt het kind mogelijk blootgesteld aan voortdurend gevaar.


  • Passende hulp: de waarheid is nodig om te bepalen welke hulp en maatregelen nodig zijn. Zowel het kind als de ouders hebben recht op hulp die is afgestemd op de werkelijke situatie. Hoe kan men passende hulp bieden als men niet aan waarheidsbevinding doet?


  • Gezonde ontwikkeling: onzekerheid over de veiligheid en bestendiging van mogelijk misbruik is zeer schadelijk voor de ontwikkeling van het kind.

    Voor herstel is een veilige stabiele situatie en erkenning van het gebeurde noodzakelijk.


  • Voorkomen loyaliteitsconflict: als vermoedens niet grondig worden onderzocht, blijft het kind verscheurd tussen loyaliteit en twijfels over beide ouders. Duidelijkheid is nodig om het kind hiervan te bevrijden.


  • Recht op waarheid: het kind heeft het fundamentele recht om te weten wat er is gebeurd en wie het kan vertrouwen. Waarheidsbevinding is hiervoor onontbeerlijk.


Door niet de waarheid te achterhalen, laten hulpverleners het kind dus in feite in de steek en dragen ze mogelijkerwijs bij aan het voortduren van een schadelijke en onveilige situatie.


Dit is onverenigbaar met hun professionele plicht om het welzijn van het kind voorop te stellen.



Gevolgen van het verzuimen van waarheidsbevinding


Als hulpverleners niet aan waarheidsbevinding doen in deze zaken, kan dat verstrekkende negatieve gevolgen hebben:


  • Het misbruik of de mishandeling kan voortduren, met alle fysieke en psychische schade voor het kind van dien.

  • Het kind kan ten onrechte bij een onveilige ouder worden geplaatst of er onbegeleid contact mee hebben.

  • Noodzakelijke hulp en beschermingsmaatregelen blijven uit omdat de situatie niet duidelijk is.

  • Het kind blijft verscheurd in gespleten loyaliteit en ontwikkelt psychische problemen zoals angst, depressie, hechtingsproblematiek en gedragsproblemen.

  • De ouder die terecht aan de bel trok wordt niet serieus genomen en mogelijk zelfs beschuldigd van ouderverstoting, waardoor deze de strijd opgeeft en het kind niet meer beschermt.

  • De zaak sleept eindeloos voort in onduidelijkheid en juridische strijd, wat zeer belastend is voor het kind.

  • Op latere leeftijd kan het kind de hulpverlening verwijten maken over het nalaten van onderzoek en bescherming.

  • Onterechte beschuldigingen kunnen relaties en reputaties onnodig beschadigen.

  • Het conflict tussen de ouders kan escaleren door gebrek aan duidelijkheid.

  • De geloofwaardigheid en effectiviteit van hulpverlening komt op het spel te staan.


Deze gevolgen onderstrepen het belang van zorgvuldige waarheidsbevinding.

Hulpverleners mogen niet wegkijken, maar moeten hun verantwoordelijkheid nemen om de veiligheid van kinderen te waarborgen, hoe uitdagend dit soms ook is.


Deze gevolgen zijn zo ernstig en tegengesteld aan het welzijn van het kind, dat hulpverleners de plicht hebben om ze te voorkomen door gedegen waarheidsbevinding.

Niet ingrijpen is in feite ook een keuze met potentieel zeer schadelijke consequenties.


Hulpverlenen vraagt om moed, doorzettingsvermogen en een sterk ethisch kompas.



Geschonden kinderrechten en relevante wetgeving


Als hulpverleners geen gedegen waarheidsbevinding doen bij vermoedens van kindermisbruik, schenden ze fundamentele rechten van het kind die zijn vastgelegd in nationale en internationale wetgeving:


Internationale verdragen:

  • VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind (art. 3, 9, 19, 39)

  • Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (art. 3, 8)


Belgische wetgeving:

  • Decreet Rechtspositie Minderjarige in de Integrale Jeugdhulp (art. 3-6)

  • Burgerlijk Wetboek (art. 203, 371-387)

  • Strafwetboek (art. 371/1-377, 398-405)


Nederlandse wetgeving:

  • Jeugdwet (art. 2.1, 3.1, 4.1.1)

  • Burgerlijk Wetboek (art. 1:247, 1:254)

  • Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling


Deze wetten en verdragen verplichten hulpverleners om:


  • Het belang van het kind altijd de eerste overweging te laten zijn.

  • Het kind te beschermen tegen misbruik, mishandeling en verwaarlozing.

  • Maatregelen te nemen om geweld tegen kinderen te voorkomen en te bestrijden.

  • Te zorgen voor herstel, behandeling en begeleiding van het kind als slachtoffer.

  • De relatie tussen kind en ouders te beschermen, tenzij dit strijdig is met het belang van het kind.

  • Vermoedens van kindermishandeling te melden en nader te onderzoeken.


Hulpverleners die geen actie ondernemen om de veiligheid van het kind vast te stellen en te garanderen, verzaken dus niet alleen hun morele, maar ook hun wettelijke plicht.



Aanbevelingen voor hulpverleners


Om waarheidsbevinding effectief aan te pakken, kunnen hulpverleners de volgende stappen ondernemen:


  • Specialistische training volgen in het beoordelen van hoogconflictscheidingen en het herkennen van risicofactoren voor kinderen.

  • Multidisciplinair samenwerken met andere professionals, zoals advocaten, rechters en specialisten in intrafamiliaal geweld, dwingende controle en hoogconflictscheiding om een volledig beeld van de situatie te krijgen.

  • Gebruik maken van gestructureerde beoordelingsinstrumenten en best practices voor het interviewen van ouders en kinderen.

  • Duidelijk communiceren over het doel en proces van waarheidsbevinding om wantrouwen en weerstand bij cliënten te verminderen.

  • Aanbevelingen doen die gericht zijn op de veiligheid en het welzijn van kinderen, ondersteund door feitelijke bevindingen (en niet op veronderstellingen of meningen).



Conclusie


Waarheidsbevinding in hoogconflictscheidingen met vermoedens van kindermisbruik is geen optie, maar een noodzaak.

Het is een complexe en uitdagende taak, maar cruciaal om de veiligheid en het welzijn van kinderen te waarborgen.


Door weg te kijken van de waarheid, lopen hulpverleners het risico om kinderen blijvende schade te berokkenen en hun fundamentele rechten te schenden.


Het is tijd voor een cultuuromslag, waarbij de belangen van het kind altijd voorop staan.

Met de juiste kennis, vaardigheden en moed kunnen hulpverleners het verschil maken en ervoor zorgen dat elk kind de bescherming krijgt die het verdient.


Laat waarheidsbevinding daarom geen taboe meer zijn, maar een topprioriteit in het beschermen van kinderen.


Dankuwel.


Eva



Bronnen


  • Saini, M., & Birnbaum, R. (2007). Unraveling the label of "high conflict": What factors really count in separated and divorced families? Canadian Family Law Quarterly, 26(2), 135-165.

  • Bow, J. N., Gould, J. W., & Flens, J. R. (2009). Examining parental alienation in child custody cases: A survey of mental health and legal professionals. The American Journal of Family Therapy, 37(2), 127-145.

  • Haselschwerdt, M. L., Hardesty, J. L., & Hans, J. D. (2011). Custody evaluators' beliefs about domestic violence allegations during divorce: Feminist and family violence perspectives. Journal of Interpersonal Violence, 26(8), 1694-1719.

  • Johnston, J. R. (2006). A child-centered approach to high-conflict and domestic-violence families: Differential assessment and interventions. Journal of Family Studies, 12(1), 15-35.

  • Saunders, D. G., Faller, K. C., & Tolman, R. M. (2011). Child custody evaluators' beliefs about domestic abuse allegations: Their relationship to evaluator demographics, background, domestic violence knowledge and custody-visitation recommendations. Washington, DC: National Institute of Justice.

  • Hardesty, J. L., & Ganong, L. H. (2006). How women make custody decisions and manage co-parenting with abusive former husbands. Journal of Social and Personal Relationships, 23(4), 543-563.

  • Jaffe, P. G., Johnston, J. R., Crooks, C. V., & Bala, N. (2008). Custody disputes involving allegations of domestic violence: Toward a differentiated approach to parenting plans. Family Court Review, 46(3), 500-522.

  • Saunders, D. G., Tolman, R. M., & Faller, K. C. (2013). Factors associated with child custody evaluators' recommendations in cases of intimate partner violence. Journal of Family Psychology, 27(3), 473-483.

  • Haselschwerdt, M. L., Hardesty, J. L., & Hans, J. D. (2010). Custody evaluators' beliefs about domestic violence: A qualitative examination. Journal of Divorce & Remarriage, 51(6), 366-389.

  • Gould, J. W., Martindale, D. A., & Eidman, M. H. (2008). Assessing allegations of domestic violence. Journal of Child Custody, 4(1-2), 1-35.

  • Austin, W. G., Pruett, M. K., Kirkpatrick, H. D., Flens, J. R., & Gould, J. W. (2013). Parental gatekeeping and child custody/child access evaluation: Part I: Conceptual framework, research, and application. Family Court Review, 51(3), 485-501.

  • Saini, M., Johnston, J. R., Fidler, B. J., & Bala, N. (2016). Empirical studies of alienation. In L. M. Drozd, M. Saini, & N. Olesen (Eds.), Parenting plan evaluations: Applied research for the family court (pp. 374-430). New York, NY: Oxford University Press.

  • Trocmé, N., & Bala, N. (2005). False allegations of abuse and neglect when parents separate. Child Abuse & Neglect, 29(12), 1333-1345.

  • Bala, N., Mitnick, M., Trocmé, N., & Houston, C. (2007). Sexual abuse allegations and parental separation: Smokescreen or fire? Journal of Family Studies, 13(1), 26-56.

  • Adriaensens, S. et al. (2014). Conflictscheidingen: Complexe gezinssituaties in de knoop. Maklu.

  • Alink, L. et al. (2018). NPM-2017: Nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen. Universiteit Leiden.

  • Anthonijsz, I. et al. (2014). Kinderen uit de knel. Een vergelijkend effectonderzoek naar methoden voor hulpverlening. Vandenhoeck & Ruprecht.

  • Bullens, R. & Vreeburg, A. (2016). Aan waarheidsbevinding doen: Hoe dan? Diagnostiek bij vermoedens van seksueel misbruik van kinderen. SWP.

  • Cottyn, L. (2009). Conflictueuze echtscheidingen: Een exploratief onderzoek naar de kenmerken en handvatten voor hulpverleners. Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

  • Dinkgreve, M. et al. (2018). Richtlijn Scheiding en problemen van jeugdigen: Voor jeugdhulp en jeugdbescherming. NVO, BPSW en NIP.

  • Expertgroep Ouderverstoting (2019). Handreiking voor professionals: Hoe te handelen bij vermoedens van ouderverstoting? Raad voor de Kinderbescherming.

  • Geurts, E. & Sportel, I. (2015). Complexe scheidingen: Theorie en praktijk in beeld. Maklu.

  • Groen, G. et al. (2017). Laten we de vechtscheiding dossierstuk maken: Pleidooi voor een effectievere aanpak. Tijdschrift Relatierecht en Praktijk, 2, 39-47.

  • Smit, W. (2019). Het kind in de vechtscheiding: Hoe professionals verschil kunnen maken. SWP.


bottom of page